Glaub’ ich schon

Ik zat ooit twee jaar op het gymnasium. Omdat ik mijn klasgenoten strebers vond en veel te braaf verkaste ik daarna naar het atheneum. Maar af en toe ben ik mijn ouders toch dankbaar voor de gigantische druk die ze zo rond mijn dertiende hebben uitgeoefend. Gisteravond bijvoorbeeld vroeg een vriendin me waar het woord intimi eigenlijk vandaan kwam: was dat oorspronkelijk de sfeer rond een intimus? Goed gevonden, kwam ik betweterig maar nee, het ene woord is gewoon het meervoud van het andere. Bij wat gezapige tenten in bos of duin weet ik dat de naam Belvedere te maken heeft met het mooie uitzicht. Of laatst op de fiets, toen ik er achter kwam dat het woord isolement afgeleid moet zijn van het Latijnse isola (eiland). Zo’n constatering gaat meestal samen met een kleine triomf. Ha! Toch niet helemaal verloren, die jaren op dat rare gymnasium.

Zo ken ik wel meer talen een beetje, of een beetje meer. In Spanje brabbel ik er lustig op los, in Mexico raakte ik verzeild in een verhitte politieke discussie. Op hoofdlijnen, dat wel, waarbij het handig was dat men daar een uitgekleed soort Spaans spreekt. Brieven van een bevriend Italiaans stel worden beantwoord met een zelfbedachte kerntaal waarvan zij de betekenis toch lijken te snappen.

Twee weken terug waren we in Düsseldorf voor een paar musea. Het shuttlebusje reed stipt om de tien minuten tussen de twee plekken en de joviale chauffeur had ons direct herkend als Nederlanders (in een stadsbus in Turijn hoorde ik eens twee Italianen gissen naar mijn afkomst en hen concluderen dat ik te slordig was voor een Duitse, en dus wel Nederlands móest zijn). We waren de enige passagiers en de chauffeur en ik raakten gezellig aan de praat. Over het verleden van dure winkelstraat Königsallee, de galeries en grachten in Amsterdam, van die dingen. De chauffeur wees ons het hotel aan waar schilder en beeldhouwer Jörg Immendorf zijn orgieën organiseerde met massa’s vrouwen en bergen drugs. We vroegen ons af of het allemaal waar was geweest en niet overdreven door de media.

Nadat we het busje hadden verlaten met een opgetogen tsüss! kwam S. nog even terug op de communicatie. Behalve dat ik dapper allerlei onderwerpen had ingebracht, viel het woord stimmt op zei ze, en ook doch, maar nog veel vaker had ik mijn zinnen doorspekt met glaub’ ich schon. Het maakte eigenlijk een heel natuurlijke indruk, merkte S. nog op.

Gezegend zijn de woorden die we te onpas en te onpas door een willekeurig gesprek kunnen slingeren. Ze houden de vaart erin, zorgen voor herkenning en wekken vertrouwen. Communication c’est, like, mon business. Tout à fait.

 

 Terug naar Spielerei